De bandendruk speelt een bepalende rol voor de levensduur en de veiligheidsprestaties van uw banden: te weinig of te sterk opgepompte banden bieden minder grip, en slijten sneller of ongelijk, terwijl ze het rijgedrag schaden. Als de luchtdruk in de banden onaangepast is aan de belasting loopt de bandentemperatuur op, wat kan leiden tot structurele en zelfs fatale schade aan de band. De helft van alle personenwagens op onze wegen rijdt rond met een onjuiste bandenspanning, wat de levensduur van de banden aanzienlijk inkort.* De positieve gevolgen van het respecteren van de aanbevelingen van de autofabrikant met betrekking tot de bandendruk zijn een lager verbruik, betere rijkarakteristieken en een lagere bandenslijtage. Om de juiste bandendruk voor uw voertuig te kennen kunt u uw bestuurdershandleiding raadplegen of een kijkje nemen aan de binnenkant van de tankklep, de bestuurdersdeur of het handschoenenkastje. Het is aan te raden om de bandendruk elke twee weken te controleren en indien nodig aan te passen. Vergeet ook niet de druk van het (nood)reservewiel te controleren. Bekijk daarbij zeker de bijkomende informatie die de constructeur mogelijk geeft met betrekking tot dat (nood)reservewiel.
* Bandendruk zoals voorgeschreven door de fabrikant van het voertuig.
All-seasonbanden zijn een compromis tussen banden die ontwikkeld werden voor gebruik op droge en natte wegen gedurende de zomerperiode en banden die ontwikkeld werden voor winterse omstandigheden. Het rubbertype en het profiel die het best geschikt zijn voor gebruik in zomerse omstandigheden kunnen om technische redenen nooit even goed presteren op sneeuw en ijs. De all-seasonband is een compromis, en is noch een uitstekende zomerband, noch een uitstekende winterband. Net als winterbanden dragen all-seasonbanden ook het ‘M+S’-teken (modder en sneeuw), maar ze beschikken zelden over het sneeuwvloklogo. Omdat de band ook in de zomer voldoende moet kunnen presteren, moet hij compromissen sluiten, waardoor de winterprestaties ervan over het algemeen duidelijk minder zijn dan die van een winterband.
Wanneer er water op het wegdek staat, wordt het contactvlak van de band met de weg verkleind. In extreme omstandigheden zal het voertuig over het water gaan glijden, waarbij de controle over het voertuig drastisch afneemt. Banden hebben speciale patronen in het loopvlak om een optimale afvoer van het water uit het contactoppervlak te verzekeren. Dit effect neemt echter proportioneel af wanneer de snelheid toeneemt. De meest effectieve bescherming bestaat dus in het aanpassen van de rijsnelheid aan de weersomstandigheden.
Een asymmetrische band is een band waarvan het loopvlakpatroon geen symmetrie vertoont van punt tot punt of die links en rechts van een centrale lijn niet identiek is. Hij heeft dus een verschillend profiel aan de binnen- en buitenzijde van het loopvlak. Asymmetrische banden kunnen aan elke kant van de wagen gemonteerd worden. Aangezien het loopvlak van vele gewone banden niet symmetrisch is met betrekking tot ontwerp of profielgeluid, wordt een specifieke montagemethode voorgeschreven voor deze banden.
Bij hoge snelheden komen er enorme middelpuntsvliedende krachten tot stand in de band. De impact van kleine onregelmatigheden in de band, die slechts enkele grammen wegen, wordt daardoor aanzienlijk vergroot. Een onbalans zorgt dan ook voor een zware belasting op de banden en de ophanging. Deze gewichtsonregelmatigheid kan getest en gemeten worden in een bandencentrum en kan worden gecompenseerd (uitgebalanceerd) door een klein tegengewichtje. Telkens als een band op een wiel wordt gemonteerd, moet hij worden uitgebalanceerd.
De hiel van de band is het gedeelte dat op de velg rust. In het midden van de hiel bevindt zich de kern, die uit een bundel in rubber ingebedde staaldraad bestaat. Deze zorgt voor een veilige en solide aansluiting van de band op de velg.
De benodigde remafstand hangt af van de snelheid van het voertuig, de toestand van het wegoppervlak en de toestand van de banden, meer in het bijzonder hun loopvlak. Controleer op regelmatige basis de diepte van de groeven in het loopvlak van uw banden en vervang uw banden wanneer ze afgesleten zijn tot aan de slijtage-indicatoren op de bodem van de groeven in het loopvlak.
De doelstelling van camber ofte wielvlucht is de wrijving in de bochten te verminderen. Het camber wordt gemeten wanneer de banden op een vlakke ondergrond staan. Het verschil ten opzichte van de loodlijn – de naar binnen of naar buiten gekantelde positie van de band – wordt positieve respectievelijk negatieve camber genoemd.
Moderne banden zijn samengesteld uit heel wat verschillende materialen en componenten. Schematisch gezien is er de buitenkant – het loopvlak en de flanken – en de onderliggende structuur: het karkas. Onderdelen van het karkas zijn bijvoorbeeld stalen en/of van textiel gemaakte koordlagen, de binnenvoering (om tubeless banden luchtdicht te maken), de zijwanden (wangen), de hielpunten, de hielkern (die de band op de velg houdt) en de hielversterkingsrand.
Bij dikke pakken sneeuw en steile hellingen kunnen zelfs moderne winterbanden soms onvoldoende zijn. In dergelijke omstandigheden zijn sneeuwkettingen onontbeerlijk voor grip, zijdelingse controle en betrouwbare remprestaties. Om goed voorbereid te zijn is het aangeraden om de sneeuwkettingen vooraf al eens te monteren bij wijze van oefening. Sneeuwkettingen moeten over de aangedreven wielen gespannen worden. Houd er ook rekening mee dat er een maximum toegelaten snelheid geldt wanneer ze gemonteerd zijn. Bij sommige laagprofielbanden maakt de beperkte ruimte tussen de banden en de wielkasten het onmogelijk om sneeuwkettingen te monteren.
De fabricagedatum van een band wordt op de wang van de band weergegeven aan het einde van het DOT-serienummer (zie ook DOT-serienummer). Bandenfabrikanten gebruiken een standaard identificatiesysteem: vier nummers duiden de week en het jaar van fabricage aan. De cijfers 0201 betekenen bijvoorbeeld dat de band in de tweede week van het jaar 2001 gefabriceerd werd.
Bij standaardbanden met symmetrisch loopvlak maakt het niet uit in welke richting de band op de velg gemonteerd wordt en waar hij op de auto geplaatst wordt. Sommige bandenfabrikanten produceren echter banden met specifieke draairichtingen om de grip op natte ondergrond te verbeteren en het bandenlawaai te verminderen. De draairichting is met een pijlsymbool aangegeven op de zijkant van de band. Deze kant van de band moet aan de buitenzijde gemonteerd zijn, en de band moet voor optimale bandenprestaties voorwaarts rollen in de richting die de pijl aangeeft. Er zijn tegenwoordig ook bepaalde banden met asymmetrisch loopvlak verkrijgbaar die geen specifieke draairichting hebben.
Het DOT-symbool geeft aan dat de bandenfabrikant voldoet aan de bandveiligheidsstandaarden van het U.S. Department of Transportation. Het DOT-serienummer is terug te vinden aan de onderzijde van de flank van de band, en slechts aan één kant. Hieronder vindt u een voorbeeld van zo’n serienummer. Vanaf het jaar 2000 geven vier nummers de fabricagedatum weer. De eerste twee nummers duiden de week aan en de laatste twee geven weer in welk jaar de band gefabriceerd werd. Bij banden van voor het jaar 2000 duiden drie nummers de fabricagedatum aan. De eerste twee nummers zijn hier een identificatie van de week en het laatste nummer verwijst naar het jaar van fabricage. Om banden die in de jaren 90 gefabriceerd werden te kunnen identificeren is een symbool (een op zijn zijde liggende driehoek) terug te vinden aan het einde van het DOT-serienummer.
Voorbeeld: DOT NJ HR 2AE2 529 529 = datum van fabricage, bijvoorbeeld: 529 (52ste week van 1999) of 5200 (52ste week van 2000). 2AE2 = code van het bandentype (door de fabrikant bepaalde code per bandentype). HR = codenummer voor de bandenmaat. NJ = identificatiecode voor de fabriek van de bandenproducent. DOT = referentiesymbool (geeft aan dat de bandenfabrikant voldoet aan de bandveiligheidsstandaarden van het U.S. Department of Transportation).
In november 2012 werd over heel Europa een wettelijk standaardlabel voor voertuigbanden ingevoerd. Het EU-bandenlabel is gebaseerd op drie criteria en geeft informatie over de milieu- en veiligheidskenmerken van een band met als doel de verkeersveiligheid te verhogen en het brandstofverbruik te verlagen.
Het bandenlabel is over het algemeen van toepassing op banden voor auto’s, SUV’s, bestelwagens en vrachtwagens. Het heeft slechts een beperkt belang voor winterbanden aangezien het de winterkenmerken niet weergeeft.
Het bandenlabel is niet van toepassing voor herbelegde banden of voor banden die niet straatlegaal zijn, zoals wedstrijdbanden. Het is ook niet van toepassing voor reservebanden en banden voor oldtimers of classic cars.
Door automagazines uitgevoerde bandentests blijven een belangrijk informatiemedium voor de consument, aangezien ze tot elf bijkomende productkenmerken met betrekking tot de veiligheid testen, waar het label slechts drie criteria in rekening brengt.
Het wordt aanbevolen dat alle vier de banden dezelfde maat, constructie en snelheidsclassificatie hebben. Als banden met een verschillende snelheidsclassificatie op een voertuig worden gemonteerd, wordt de snelheidscapaciteit van het voertuig beperkt tot de band met de laagste snelheidsclassificatie op het voertuig. Het wordt aanbevolen om de banden met de laagste snelheidsclassificatie op de vooras te monteren. Dit moet worden gedaan om mogelijke oversturing te voorkomen. Het rijgedrag van het voertuig kan ook worden beïnvloed.
Verschillende bandenmaten
Wanneer een voertuig andere bandenmaten heeft op de voor- en achteras wordt er gesproken van verschillende bandenmaten. Heel wat krachtige automodellen worden tegenwoordig vanuit de fabriek geleverd met verschillende bandenmaten. Naast de sportieve look die deze configuratie biedt zorgt het combineren van bandenmaten ook voor een toegenomen rijveiligheid. Terwijl achterwielaangedreven auto’s zo profiteren van de betere grip van een grotere voetafdruk, helpen de smallere voorbanden om de auto veilig zijn traject te laten volgen (hoe smaller de banden, hoe makkelijker het sturen). Een nadeel van deze configuratie is echter dat de banden niet onderling tussen de assen verwisseld kunnen worden bij het omwisselen van zomer- en winterbanden (een praktijk die normaal aan te raden is voor een gelijkmatige bandenslijtage).
De bandafdruk of het loopvlak is het deel van de band dat in rechtstreeks contact staat met de weg. Het wordt geprevulkaniseerd en daarna aangebracht op het karkas van de band met behulp van zelfklevend rubber. De rem- en tractiekrachten worden van het voertuig op de weg overgebracht door het loopvlak van de band.
De componenten van het profiel van de band (profielblokken, ribben en groeven) zijn op het loopvlak geplaatst en de profielblokken vormen het positieve deel, terwijl de groeven het negatieve deel uitmaken. Het loopvlak verschilt aanzienlijk van band tot band naargelang van het beoogde gebruik (offroadbanden, wegbanden, raceslicks). Er zijn ook verschillen in loopvlak tussen zomer- en winterbanden. Volgens de Duitse wetgeving (Reglementering van het Wegverkeer of StVO) zijn alleen banden met een profiel in het loopvlak toegelaten op de openbare weg.
Grip verwijst naar de hoeveelheid tractie die een band heeft op de weg. Het oppervlak van de band ‘bijt’ zich vast in de ondergrond om zo voor de nodige rijstabiliteit en remprestaties te zorgen. De kenmerken van het gebruikte materiaal, de structuur van het loopvlak en de juiste bandendruk zijn de voornaamste gripbepalende factoren. Enerzijds moet de rubbercompound zacht genoeg zijn om zich aan te kunnen passen aan de oneffenheden in het asfalt op microniveau, en anderzijds moet de structuur van de profielblokken in het loopvlak (wissers op zomerbanden en lamellen bij winterbanden) de band ervan weerhouden om te glijden bij regen of sneeuw. Hoge snelheden en natte weersomstandigheden verhogen het risico op gripverlies. Daarom zijn de gripkenmerken van een band bij zomerbandentests vaak het criterium om bestsellers te onderscheiden van de minder goede producten.
Deze symbolen zijn op de flank van de band terug te vinden en geven aan hoeveel gewicht een band kan dragen.
"Sneeuwband" verwijst naar een band waarvan het profiel van het loopvlak, de rubbersamenstelling of de structuur voornamelijk ontworpen zijn om te presteren in de sneeuw, en daar betere prestaties op te laten tekenen dan een normale band voor wat betreft het vertrekken of blijven rijden op dergelijke ondergrond.
Om de duurzaamheid van uw banden te bevorderen zou u regelmatig hun druk en profieldiepte moeten nagaan en de banden inspecteren op schade. Verder moet ook gecontroleerd worden of de banden wel correct geplaatst zijn rekening worden gehouden met het feit dat de banden op de aangedreven as onderhevig zijn aan meer slijtage dan de banden op de niet-aangedreven as. Daarom zouden banden zoals voorgeschreven door de autofabrikant onderling gewisseld moeten worden om voor een gelijke graad van slijtage te zorgen en onnodige onderhoudskosten aan het voertuig te vermijden. U dient ook altijd de balans van uw banden te laten controleren wanneer u uw zomer- of winterbanden na het seizoen opnieuw laat monteren om een optimaal comfort te verzekeren en eventuele schade aan het onderstel van het voertuig te vermijden (zie ook balanceren).
Als bestuurder zelf de band op de velg proberen te monteren is vandaag absoluut af te raden. Een verkeerde montage (bijv. met behulp van schroevendraaiers en dergelijke) kan de hiel van de band beschadigen en zelfs de hieldraad breken. Ook als er op het eerste gezicht geen schade zichtbaar is, komt de rijveiligheid ernstig in het gedrang. In het slechtste geval kan de band exploderen en voor erg gevaarlijke situaties zorgen. Een band moet ook uitgebalanceerd worden om een optimaal rijgedrag te verzekeren. Dit proces vergt bijzondere technische uitrusting.
Stikstof is een inert (niet-ontvlambaar) gas. Eigenlijk is het lucht waar de zuurstof uit verwijderd is. Omgevingslucht bevat ongeveer 78% stikstof. Omdat het amper met andere elementen reageert, wordt het gebruikt in hooggespecialiseerde bandentoepassingen en/of veeleisende omstandigheden. Tot deze bandentoepassingen behoren vliegtuigen, de mijnindustrie en commercieel (zwaar) gebruik. Stikstof wordt ook gebruikt in de professionele racerij, waar extreme snelheden worden gehaald. Omdat zelfs het kleinste verschil in bandenspanning een invloed kan hebben op de voertuigdynamiek op de prestatielimiet, doet men een beroep op droge stikstof om de bandendrukvariante te beperken. Voor normaal alledaags gebruik is stikstof niet nodig. Stikstof kan echter geen schade berokkenen aan de band en kan eventueel gebruikt worden om het verlies aan bandendruk door permeatie te verminderen. Toch zal stikstof niet kunnen voorkomen dat uw band druk verliest wanneer de oorzaak ligt bij een gat, lekkage aan de aansluiting velg-hiel, ventiellekkage, ventiel-velglekkage, wiellekkage en andere mechanische lekken. Het gebruik van stikstof maakt de regelmatige controle van de bandenspanning niet overbodig. Als de bandendruk onder de waarde vermeld op het voertuigplaatje ligt, moet de band worden opgepompt – ongeacht of het met lucht of met stikstof is – tot de juiste spanning. Gebruik geen banden die een te lage of een te hoge spanning hebben.
Offroadbanden zijn banden die speciaal ontworpen werden voor gebruik op niet-geasfalteerde wegen. Ze hebben een vrij bultig loopvlak om voldoende grip te behouden op modderige en zanderige ondergrond. Terreinwagens en SUV’s (sport utility vehicles) worden voornamelijk uitgerust met banden met een uitgesproken profiel.
Uw banden overbelasten (door te hoge snelheid of belading) heeft hetzelfde effect als een te lage bandenspanning en kan onherstelbare schade veroorzaken aan de band. Vermijd daarom dat u uw voertuig te zwaar belaadt. Als u van plan bent om met volle belading en of hoge snelheid te rijden, pas de bandenspanning dan aan volgens de aanbevelingen van de voertuigbouwer.
Radiaalbanden hebben koordlagen die zo goed als haaks op de hiel van de band staan. Radiaalbanden hebben ook gordellagen die diagonaal onder het loopvlak liggen om dat loopvlak te versterken en extra flexibiliteit te bieden aan de wangen. Door de bewegingen van het loopvlak in contact met het wegdek te beperken verlengen de gordellagen de levensduur van het loopvlak en verbeteren ze de grip en de rijkarakteristieken.
Versterkte of XL (extra load) banden zijn banden die intern verstevigd werden. Ze kunnen een hogere belading aan dan een standaardband met dezelfde afmetingen. Versterke banden kunt u herkennen aan de letters “RF” op de flank, de extra load-banden aan de letters ‘XL’. Versterkte en XL-banden hebben een hogere bandendruk nodig dan standaardbanden.
Het aantal omwentelingen dat een band maakt per mijl bij een gegeven belading, snelheid en bandenspanning. Wordt soms ook omwentelingen per kilometer genoemd (RPK).
Rolweerstand verwijst naar de kracht die nodig is om een vrij ronddraaiende band in beweging te brengen. Banden zijn niet stijf, maar flexibel. Tijdens het rijden drukken de banden samen en buigen ze – en daardoor absorberen ze energie, die in warmte wordt omgezet. Om de rolweerstand te verlagen gebruiken fabrikanten speciale rubbercompounds. Een lagere rolweerstand vertaalt zich in een lager brandstofverbruik. Aangezien de rolweerstand ook toeneemt naarmate de bandenspanning verlaagt, is het noodzakelijk om uw bandendruk regelmatig te controleren.
Raadpleeg uw bestuurdershandleiding om het aangeraden rotatieschema en -interval voor uw voertuig te kennen. Het is aangeraden uw banden elke 10.000 tot 12.000 kilometer van plaats te wisselen, of vroeger wanneer slijtage optreedt. Het doel van een regelmatige rotatie is het bereiken van een meer gelijkmatige graad van slijtage op alle banden van het voertuig. Als de banden een ongelijkmatig slijtagepatroon vertonen, vraagt u uw bandenmonteur best om de uitlijning of andere mechanische problemen na te gaan en te corrigeren voor het uitvoeren van de rotatie. Dit geldt zowel bij voor- als bij achterwielaangedreven voertuigen. Volwaardige reservebanden zouden eveneens opgenomen moeten worden in het rotatieschema voor uw wagen. Noodreservewielen (voor tijdelijk gebruik) moeten vanzelfsprekend niet in het rotatieschema opgenomen worden.
De profielblokken van een band hebben kleine inkepingen die lamellen genoemd worden. De lamellen kunnen zich openen en sluiten en optimaliseren op die manier de grip en remkracht op het wegdek (gripeffect). Lamellen zijn vooral belangrijk voor winterbanden, omdat ze een betere grip garanderen op slijksneeuw, ijs en natte wegoppervlakken.
Dit winterse symbool geeft aan dat de banden voldoen aan de UNECE-richtlijnen (geldig in de EU en vele andere landen) en de bandenrichtlijnen in de Verenigde Staten van Amerika en Canada. De prestaties van deze winterbanden op sneeuw moeten in objectieve tests worden getest en moeten voldoen aan of beter zijn dan de gedefinieerde limieten. Deze banden leveren uitstekende prestaties ten aanzien van de veiligheid en controle van het voertuig op besneeuwde en verijsde wegen en in het algemeen bij lage temperaturen.
Dit zijn compounds die bijzonder soepel zijn bij lage temperaturen en die geschikt zijn voor regio’s als Scandinavië, Rusland en de Baltische staten. Ook bij lage temperaturen en op besneeuwde en bevroren wegen dragen deze banden de rijkrachten veilig over. Het aandeel natuurrubber in zachte compounds is veel groter dan bij normale winterbanden. Zo blijven ze zelfs in extreme omstandigheden flexibel genoeg, zodat ze dezelfde mage van tractie bieden als spijkerbanden. Het voordeel is dat je met zachte compounds geen spijkers nodig hebt, zodat de banden ook gebruikt kunnen worden daar waar spijkers geen meerwaarde bieden. Dit is vooral het geval op wegen die ijs- en sneeuwvrij zijn, zoals aan de Zuidkust van Noorwegen.
Reservebanden zijn ontworpen om dezelfde belading aan te kunnen als de standaardband op uw auto en kunnen gemonteerd worden op om het even welke plaats. Zorg ervoor dat de bandenspanning overeenstemt met wat er op de flank van de band vermeld staat; een noodreserveband heeft een hogere druk nodig dan een standaardband. Raadpleeg de informatie op de flank van de band voor de gebruiksvoorschriften. Een dergelijke band is bedoeld om het u mogelijk te maken om tot een plaats te rijden waar u de defecte of kapotte band kunt laten repareren dan wel vervangen. Laat uw standaardband zo snel mogelijk repareren of vervangen en plaats de noodreserveband zo snel mogelijk weer in de koffer, zodat hij indien nodig nog eens gebruikt kan worden. De reserveband kan gebruikt worden tot op de slijtage-indicatoren, net als bij de standaardband. Hij dient dus ten laatste vervangen te worden als het profiel tot op de indicatoren is afgesleten.
De snelheidscode voor banden wordt weergegeven door middel van een symbool op de wang van een band. Hoewel de snelheidscode aangeeft dat de band bestand is tegen een bepaalde snelheid, raden de bandenfabrikanten allerminst aan om voertuigen op een onveilige of onwettige manier te gebruiken. Daarnaast betekent een bepaalde snelheidscode niet dat het betreffende voertuig daarom veilig gebruikt kan worden met de maximale snelheid aangegeven door die snelheidscode, meer in het bijzonder bij moeilijke weg- of weersomstandigheden of wanneer het voertuig ongewone kenmerken vertoont. Snelheidscodes worden gebaseerd op laboratoriumtesten die betrekking hebben op de prestaties op de weg, maar niet van toepassing zijn wanneer banden onder onvoldoende druk staan, overbelast worden, versleten, beschadigd of gewijzigd zijn.
Speed Symbol (SSY)
Het snelheidssymbool geeft de maximumsnelheid aan waarbij de band een belasting kan dragen die overeenkomt met de belastingsindex.
SI | Maximumsnelheid voor banden voor personenwagens | |
M | 81 mph | 130 km/h |
P | 93 mph | 150 km/h |
Q | 100 mph | 160 km/h |
R | 106 mph | 170 km/h |
S | 112 mph | 180 km/h |
T | 118mph | 190 km/h |
H | 130 mph | 210 km/h |
V | 150 mph | 240 km/h |
W | 169 mph | 270 km/h |
Y | 187 mph | 300 km/h |
(....Y) | over 187 mph | over 300 km/h |
Z | over 150 mph | over 240 km/h |
SI | Referentiesnelheid voor banden voor bedrijfsvoertuigen | |
K | 69 mph | 110km/h |
L | 75 mph | 120 km/h |
M | 81 mph | 130 km/h |
N | 87 mph | 140 km/h |
P | 93 mph | 150 km/h |
Q | 100mph | 160 km/h |
R | 106 mph | 170 km/h |
S | 112 mph | 180 km/h |
T | 118 mph | 190 km/h |
H | 130 mph | 210 km/h |
De Scandinavische wetgeving rond het gebruik van spijkers werd in 2014 aangepast. Om spijkerbanden in te delen in een van de drie categorieën, afhankelijk van hun laadindex, worden ze 400 keer over granieten platen gereden met een snelheid van 100 km/h. De platen worden gewogen, zodat men de slijtage voor en na elke testcyclus kan bepalen. De banden worden goedgekeurd als de testwaarden binnen de vooropgestelde limieten vallen. Zo willen de wetgevers vermijden dat spijkers te veel schade toebrengen aan het wegdek. Deze banden vallen aan de buitenkant op door hun stevigere profiel, en natuurlijk door hun spijkers. Ze bieden een maximale grip bij de allerlaagste temperaturen en op met ijs en sneeuw bedekte wegen. De wetgeving rond spijkers is niettemin erg strikt: ze mogen niet hoger dan 1,2 millimeter boven het profiel uitsteken, omdat ze anders zouden afbreken, en hun gewicht is beperkt tot 1,2 g.
Zomerbanden zijn speciaal ontworpen om gebruikt te worden bij hoge temperaturen. Hun materiaalsamenstelling bereikt bij warme temperatuen duidelijk betere prestaties inzake brandstofverbruik, slijtage en rijgedrag dan winterbanden. Hun profiel werd ook geoptimaliseerd voor zowel droge als natte omstandigheden. Het ‘ruitenwissereffect’ dat ze bieden staat borg voor korte remwegen en een hoge rijstabiliteit op natte wegen.
De gebruiksperiode van een band hangt af van de bewaar- en gebruiksomstandigheden waaraan een band doorheen zijn levenscyclus onderhevig is (bijvoorbeeld belasting, snelheid, bandenspanning, beschadigingen, weersomstandigheden, enzoverder). Aangezien de gebruiksomstandigheden en het onderhoud van de banden erg variabel kunnen zijn, is het niet mogelijk om de gebruiksperiode van een specifieke band nauwkeurig te voorspellen.
De invloed van hogere temperaturen op de gebruiksperiode van een band kan tweeledig zijn:
(i) De invloed van piektemperaturen die gewoonlijk slechts gedurende korte tijdsspannes bereikt worden. Dergelijke piektemperaturen worden voornamelijk bereikt bij hoge snelheden. De capaciteit van de band om aan dergelijke hitte te weerstaan en in die omstandigheden te blijven functioneren wordt door de bandenfabrikant gecontroleerd en beoordeeld door het snelheidssymbool van de band dat op de zijkant van de band terug te vinden is als onderdeel van de typebeschrijving.
(ii) De invloed van de duur van blootstelling aan extreme temperaturen. Hoe langer een band blootgesteld wordt aan hoge temperaturen, des te waarschijnlijker is het dat er een negatieve invloed is op het materiaal en de kenmerken van de band. Bovendien gebeuren deze veranderingen sneller naarmate de temperaturen hoger zijn. Dergelijke veranderingen kunnen de robuustheid van de band en zijn weerstand tegen slijtage verminderen, waardoor de band beschadigd kan raken. Semperit raadt met betrekking tot het bewaren van banden volgende omstandigheden aan: vermijd het stockeren van banden op plaatsen waar extreme temperaturen voorkomen. Bewaar banden bij temperaturen van minder dan 35°C, en bij voorkeur onder 25°C. De gebruikstemperatuur van banden kan hoger zijn, maar hoe langer een band aan hogere temperaturen wordt blootgesteld, des te korter wordt zijn gebruiksperiode.
(iii) Semperit raadt aan om alle banden die meer dan tien jaar geleden werden gefabriceerd uit dienst te nemen. Als de band blootgesteld is geweest aan significant hoge temperaturen gedurende langere tijd, raadt Semperit eveneens aan de band vroeger uit dienst te nemen. Indien u niet zeker weet of een band al dan niet uit dienst genomen dient te worden, laat hem dan nakijken door een gekwalificeerd bandenspecialist. Zoals vastgesteld door de NHTSA (De Amerikaanse National Highway Traffic Administration) en de ASTM (Association for Standardization of Testing Methods) kan het bewaren van een band bij 65°C in bepaalde veeleisende omstandigheden gedurende een periode van vijf weken gelijkgesteld worden met de veroudering van een band in een extreem warm klimaat over een periode van vier tot zes jaar. Een ander element om rekening mee te houden is de invloed van extreem koude temperaturen. Erg koude temperaturen (onder –30°C voor zomer- of highperformancebanden en onder –50°C voor winter of all-seasonbanden) kunnen tot broosheid leiden. Daarom dienen banden bij extreem koude temperaturen eerst zorgvuldig opgewarmd te worden voor gebruik.
De sporing van een band geeft de afstand aan tussen de hartlijnen van de banden op een as. Deze sporing kan op elke auto worden aangepast. Aangezien de meeste wielen de neiging hebben om naar buiten toe te draaien als gevolg van het camber (wielvlucht), krijgen de de meeste auto’s een licht toespoor mee. Dit betekent dat de wielen ietsje dichter bij elkaar staan aan de voorzijde dan aan de achterzijde. Onjuiste instellingen voor uw voertuig kunnen leiden tot onregelmatige bandenslijtage. Als u merkt dat uw banden ongelijk afslijten, laat dan de uitlijning van uw voertuig controleren.
Het profiel is het deel van de band met een groevenpatroon dat in contact staat met het wegdek. Het loopvlak is specifiek ontworpen om grip te bieden bij stoppen, starten en in de bochten, en voor het bieden van een zo lang mogelijke gebruiksduur.
De gemeten afstand tussen het oppervlak van het loopvlak en de bodem van de hoofdgroeven (naast de slijtage-indicatoren). Deze afstand wordt gewoonlijk in millimeter uitgedrukt.
Slijtage-indicatoren zijn opstaande staven die op regelmatige afstand rondom de band in de langsgroeven geplaatst worden. Als het loopvlak is afgesleten tot 3 mm voor zomerbanden en 4 mm voor winterbanden, dan komen de slijtage-indicatoren op dezelfde hoogte als het loopvlak te liggen. De slijtage-indicatoren zijn altijd 1,6 mm hoog, overeenkomstig de wettelijke minimale profieldiepte voor zowel zomer- als winterbanden. We raden aan om nieuwe banden te monteren wanneer uw winterbanden een profieldiepte van 4 mm en uw zomerbanden een profieldiepte van 3 mm bereikt hebben.
De gebruiksperiode van een band is afhankelijk van de omstandigheden waarin hij bewaard wordt, het periodieke verwisselen van as (roteren) en de gebruiksomstandigheden. Aangezien de gebruiksomstandigheden erg variabel zijn is het niet mogelijk om de gebruiksperiode van een band te voorspellen. De meeste bandenfabrikanten gebruiken een gemeenschappelijk coderingssysteem om na te gaan wanneer de band gefabriceerd is. Deze code is terug te vinden op de flank van de band. Op banden die na 1999 gefabriceerd zijn verwijzen de laatste vier cijfers naar de fabricagedatum: de eerste twee cijfers verwijzen naar de fabricageweek, en de laatste twee naar het jaar. Zo is een band met de markering 2214 bijvoorbeeld gefabriceerd in de 22ste week van 2014. Alle banden (inclusief reservebanden) die langer dan tien jaar geleden gefabriceerd werden zouden vervangen moeten worden, zelfs indien ze er nog bruikbaar uitzien en nog niet tot aan de minimale profieldiepte afgesleten zijn. Hetzelfde geldt voor de reserveband.
Banden moeten af en toe gereinigd worden, en dan zeker vóór de tweejaarlijkse wissel tussen zomer- en winterbanden.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die solventen of oliën bevatten, want die kunnen het rubber aantasten! U gebruikt best zuiver water met een beetje zeep of detergent.
Als u uw auto met de hogedrukspuit reinigt, houd dan rekening met het volgende:
Reinig de banden nooit met een rond spuitstuk!
Houd een minimumafstand van 20 cm waneer u de banden reinigt met een plat spuitstuk of een vuilfrees!
Een moderne band is samengesteld uit:
Geheel van loopvlak en gordellagen, met:
1) Loopvlak – verzekert een lange gebruiksduur, een goede grip en het afvoeren van water
2) Spoelbandage – maakt hoge snelheden mogelijk
3) Staalkoordlagen– voor optimale richtingsstabiliteit en rolweerstand
Het karkas, met:
4) Textieldraadlagen – controleren de interne druk en bewaren de vorm van de band
5) Binnenbekleding – om de band luchtdicht te maken
6) Wangen – beschermen de band tegen schade van buitenaf
7) Hielversterking – zorgt voor richtingsstabiliteit en een nauwkeurige stuurrespons
8) Hielpunt – zorgt voor richtingsstabiliteit, betere stuurprestaties en comfort
9) Hielkern – houdt de velg op de band
Een bandenspanningsmeter is een drukmeter die wordt gebruikt om de druk in de banden van een voertuig te meten. Omdat banden een rating krijgen voor specifieke beladingen bij een bepaalde druk, is het belangrijk dat u de druk steeds op het optimale niveau houdt. De rating van banden betreft steeds hun optimale druk in koude toestand, dus voordat het voertuig gereden heeft en ze de kans hebben gekregen om op te warmen, wat uiteindelijk de interne druk in de banden doet oplopen door de uitzetting van de gassen.
Betekening van de codes op de band:
1) 255/50 R20 V
255: Nominale breedte van de banddoorsnede in mm
50: Relatieve hoogte van de flank, uitgedrukt in procent (bandhoogte is 50% van de bandbreedte)
R: Symbool voor radiaalband
20: Velgdiameter (in duim)
109: Laadindex “109” = max. belading van deze band is 1030 kg
V: Snelheidssymbool dat de maximumsnelheid weergeeft; V = 240 km/h. Er kan eventueel nog andere informatie volgen na de afmetingen: “REINFORCED” of “EXTRA LOAD (XL)” voor versterkte banden, “M+S” voor winterbanden. Het sneeuwvloksymbool geeft aan dat het een winterband is voldoet aan de UNECE-voorschriften (geldig in de EU plus diverse andere landen) en de vereisten in de VS en Canada.
2) Tubeless: zonder binnenband (TUBE TYPE-banden moeten gemonteerd worden met een binnenband).
3) M+S: "Sneeuwband" betekent dat het profiel, de loopvlakcompound of structuur van deze band in de eerste plaats ontwikkeld werden om in sneeuwomstandigheden betere prestaties te leveren dan die van een normale band wat betreft het in beweging brengen of houden van een voertuig.
4) 224253: Goedkeuringsnummer in overeenstemming met de betrefffende ECE-reglement.
5) 1414: Productiecode (“14” betekent de 14e week, “14” betekent 2014).
6) TWI: TWI = Tread Wear Indicator ofte slijtage-indicator. Dwarsribben op regelmatige afstand op de bandomtrek in de hoofdlangsgroeven komen op gelijke hoogte te liggen met het profiel wanneer dat is afgesleten tot op 1,6 mm.
7) E4: Markering in overeenstemmig met de UN/ECE-reglementen. Het getal achter de E in de cirkel geeft het land van homologatie aan; E4 (4 = Nederland).
Het E4-symbool bevindt zich aan de andere zijde van de band en is hier dus niet zichtbaar.
Banden kunnen beschadigd worden zonder dat de bestuurder zich ervan bewust is. Als u schade vermoedt of ontdekt, laat de band dan onmiddellijk controleren door een bandenspecialist. Als u over een obstakel rijdt, nader het dan langzaam – en zo dicht tegen de loodlijn als mogelijk. Controleer uw banden regelmatig op zichtbare schade, zoals sneden, barsten of bulten.
Banden worden afgedankt voor diverse redenen, waaronder een profiel dat is afgesleten tot de minimumdiepte, of schade (lekken, sneden, deuken, barsten, builen, te lage druk, overbelasting, enzovoort). Daarom moeten banden routinematig worden geïnspecteerd. Klanten moeten zich bewust zijn van de visuele toestand van hun banden en alert zijn voor veranderingen in rijprestaties, zoals een toegenomen luchtverlies, lawaai of trillingen. Dergelijke veranderingen kunnen erop wijzen dat de banden onmiddellijk vervangen dienen te worden.
Het verdient aanbevling om dezelfde soort banden van dezelfde fabrikant en met dezelfde hoeveelheid profiel te monteren op alle vier de wielen, omdat dit garant staat voor een optimaal rijgedrag en superieure remprestaties onder alle rijomstandigheden.
In Duitsland zijn de gehomologeerde bandenmaten vermeld op het inschrijvingsbewijs onder punt 20 tot 23. Bijkomende bandenmaten en bijzondere aanbevelingen (beperkingen m.b.t. bepaalde bandenmerken en profielconfiguraties) kunnen ook vermeld worden onder punt 33. De nieuwe voertuigdocumentatie in Duitsland vermeldt niet alle mogelijke bandenmaten. Voertuigen die na 1 oktober 2005 in Duitsland zijn ingeschreven, hebben een nieuw type documentatie. de Zulassungsbescheinigung I (Inschrijvingsbewijs I) vervangt het vorige inschrijvingsdocumenttype. De nieuwe voertuigdocumentatie vermeldt niet alle informatie die was opgenomen op het oude inschrijvingsbewijs. Zo worden details over banden en velgen niet meer opgenomen. In de toekomst zal het nieuwe Inschrijvingsbewijs I alleen een mogelijke bandenmaat vermelden, zonder informatie over de velgen. Alternatieve wielcombinaties worden niet meer vermeld. Opgelet: de maat van de banden op uw voertuig is niet altijd degene die op het inschrijvingsbewijs vermeld staat. Onze gespecialiseerde verdelers kunnen u zeggen welke band-velgcombinaties mogelijk zijn voor uw voertuig.
Bij een band in de maat 185/65R14 betekenen de cijfers het volgende: 185 = breedte van de band in millimeter; 65 = de ratio van de hoogte ten opzichte van de breedte uitgedrukt in procent; R = radiale bouw van de band; 14 = diameter van de velg in duim.
Banden moeten altijd worden opgeslagen op een droge, koele plaats, afgeschermd van zonlicht en bronnen van ozon, zoals elektromotoren. Als u uw banden plat moet opslaan (op elkaar gestapeld), zorg er dan voor dat u er niet te veel op elkaar legt. Te veel gewicht kan de onderste band beschadigen. Let er ook op dat er lucht kan circuleren rond alle zijden van de banden, ook onderin, om vochtschade te vermijden. Als u de banden buiten bewaart, bescherm ze dan met een waterdicht, ondoorzichtig zeil en leg ze niet rechtstreeks op de grond. Bewaard de banden niet op of boven zwart asfalt of andere warmteabsorberende of reflecterende oppervlakken, zoals met sneeuw of zand bedekte ondergrond. Solventen, brandstoffen, smeermiddelen en chemicaliën moeten uit de buurt worden gehouden van banden. Reservewielhouders op uw voertuig zijn niet geschikt voor langetermijnopslag. Als uw auto een volwaardig reservewiel heeft (dezelfde maat en soort band voorgeschreven door de voertuigfabrikant, geen tijdelijk reservewiel), moet deze mee worden opgenomen in het rotatieschema.
Het ventiel in het wiel zorgt ervoor dat de band gevuld kan worden met lucht. Bij elke velg-bandcombinatie hoort het juiste ventiel. U kunt hiervoor rekenen op uw bandenhandelaar. Door een defect ventiel kan er langzaam lucht ontsnappen aan uw band. Er moet altijd een ventieldopje gemonteerd worden om het binnenventiel te beschermen tegen vuil en vocht.
Het ventiel in het wiel zorgt ervoor dat de band gevuld kan worden met lucht. Bij elke velg-bandcombinatie hoort het juiste ventiel. U kunt hiervoor rekenen op uw bandenhandelaar. Door een defect ventiel kan er langzaam lucht ontsnappen aan uw band. Er moet altijd een ventieldopje gemonteerd worden om het binnenventiel te beschermen tegen vuil en vocht.
De profielgroeven van een bandoppervlak vormen het ‘negatieve’ gedeelte van het profiel. Wanneer een band over een nat oppervlak rijdt, verzamelt het water in de profielgroeven om aldus te worden afgevoerd. Een doeltreffende waterafvoer is bijzonder belangrijk voor de rijveiligheid en verhindert het optreden van aquaplaning. Bij afgesleten of kale banden is het risico op aquaplaning aanzienlijk groter.
Als uw voertuig naar links of rechts trekt met het stuurwiel in de rechtdoorpositie, dan kan het zijn dat uw wielen moeten worden uitgelijnd. Nog een indicator voor een onjuiste uitlijning is ongelijke bandenslijtage.
Winterbanden zijn speciaal ontwikkeld voor gebruik bij lage temperaturen en onder winterse omstandigheden. Hun profielblokken hebben een groot aantal lamellen die borg staan voor voldoende grip, zelfs op gladde wegen. De materiaalcompound werd eveneens speciaal ontwikkeld om de banden elastisch te houden bij koude temperaturen. Als het kwik echter stijgt, worden winterbanden te zacht, en dat is de reden waarom winterbanden niet gebruikt mogen worden in de zomer.
Volgens de Duitse wetgeving (StVZO) moeten winterbanden het ‘M+S’-symbool dragen. Wie bijkomende veiligheid zoekt onder de vorm van betere rij- en remprestaties moet winterbanden kopen die ook het sneeuwvloksymbool dragen. Winterbanden zijn volgens de Duitse wetgeving niet verplicht tijdens een welbepaalde periode. De wet zegt enkel dat bestuurders verplicht zijn om over te schakelen op winterbanden wanneer de rijomstandigheden dat vereisen. Onder winterse omstandigheden (d.w.z. ijzel, samengeperste sneeuw, sneeuwslijk of ijs op de weg) zijn enkel banden met ‘M+S’-logo toegestaan op de weg. Wie niet op sneeuw of ijs rijdt, kan in principe dus blijven voortrijden op zomerbanden in de winter. Maar omdat zomerbanden opgetrokken zijn uit materiaalcompounds die speciaal ontwikkeld werden voor warme omstandigheden is hun gebruik tijdens het winterseizoen erg gevaarlijk en dus hoegenaamd niet aanbevolen!